Sinds ongeveer anderhalf jaar eet ik vegetarisch, naar aanleiding van A Life On Our Planet, van Sir David Attenborough. Meneer doet grotendeels mee. Niet dat we veel en vaak vlees aten, maar het kon nog minder. Ik eet nog wel vis en zuivel, overigens.
Voor de ‘gewone’ maaltijden is de hoeveelheid recepten om uit te kiezen bijna overweldigend. Voor de barbecue was het nog een beetje zoeken. Yotam Ottolenghi (een van onze favoriete kookboekenschrijvers) heeft leuke recepten die ook op de barbecue kunnen, maar vaak ook behoorlijk bewerkelijk zijn. Dat is voor af en toe wel leuk, maar wij barbecuën best regelmatig en dus zochten we ook wat eenvoudiger recepten.
Zaterdag hadden we afgesproken met Lies en Yep om op de tuin te barbecuën en donderdag las ik over dit boek. We hadden al De Groene Bakplaat en dat is een fijn boek. Dus ik toog naar de boekwinkel en kocht dit boek.
Op de tuin is er geen elektriciteit, dus rond etenstijd is het daar schaars verlicht met kaarsen en wat kleine lampjes. Foto’s van het eten zijn er dus niet.
Wel van de lampjes
Maar het was heerlijk!
We maakten spiesjes met kastanjechampignons, spiesjes met gnocchi en paprika en gegrilde worteltjes. En Lies had nog witlof uit de sous-vide met een heerlijke dressing, een stuk quiche met zalm en spinazie en natuurlijk hadden we kaas. En koffie met paaseitjes ter afsluiting.
Met het kacheltje flink opgestookt was het ondanks de kou buiten aangenaam in het tuinhuis.
Deze met kerst ingezette traditie kunnen we vast nog lang volhouden!
Ik abonneerde mij op Vissenpost van uitgeverij Loopvis. En deze week kreeg ik mijn eerste vissenpost!
Een doos vol vissen!Met een visakte (en een brievenbussticker)Een diepzeevisstickerEen kakkerlakjeSpiegeltje (jaja, de andere kant spiegelt… 🙄)Okapi’s (die zijn leuk!!)SardientjesKaarten (en een uitleg over vissenpost, maar het plaatje op de voorkant is zo leuk dat hij erbij mag)NotitieblokBriefpapier en enveloppenEn een spreekwoordenposter.
Inmiddels twee jaar geleden haalden we Joep uit het asiel. Na veeeeeeeeel geduld is hij inmiddels helemaal gewend. Nou ja, helemaal is wel wat te inclusief misschien. Hij is aan ons, aan het huis, de omgeving en mijn moeder gewend. En hij is dikke vrienden met buurpoes Spikkel.
Samen eten, als Spikkel zijn kans schoon ziet.
Visite (van de menselijke soort) vindt hij daarentegen Eng. Werklui ook.
Maar hij is ontzettend lief en heeft een heel blij karakter. De enkele keer dat hij vervelend is, en dan niet meer dan een beetje, is als hij wel heel lang op zijn ontbijt moet wachten. Lees: meer dan een uur na zijn gebruikelijke etenstijd.
Twee jaar geleden had niemand voorspeld dat Joep zo een hele avond kan doorbrengen.
Omdat Joep andere katten zo leuk vindt, en omdat er in het asiel nog zoveel katten zitten die ook een fijn thuis verdienen, gingen we kijken voor een vriend(innet)je voor Joep.
Dat lijkt nu vrij simpel, maar daar ging een vrij lange periode van twijfel aan de zijde van Meneer K:)dootje aan vooraf. Die zag zichzelf al de hele dag butleren met deuren en dergelijke. En hij zou het zielig vinden voor Joep als die het niet leuk vond. Uiteindelijk trok Ginny* hem, samen met de mevrouw van het asiel over de streep. Ginny door zich door haar baasjes te laten fotograferen, de mevrouw van het asiel door te vertellen dat ze dacht dat Joep het leuk zou vinden.
Afijn, we maakten een afspraak, gingen erheen en kwamen thuis met Loes.
Joep vond dat érg interessant.
Loes wist wat haar te doen stond: dezelfde middag lag ze al bij Meneer op zijn bureau om te ‘helpen’ werken. En ze klom op zijn schouder om mee te kunnen lezen op zijn scherm. Meneer was verkocht, voor zover nog nodig.
Loes had al snel het hele huis verkend en lag overal en nergens compleet op haar gemak: ‘ik woon hier dus’. Binnen een paar dagen aangevuld met verontwaardigde blikken als ze niet naar buiten mocht. Wat ze van Joep vond… Oordeel uitgesteld.
Hoezo ‘je mag niet op bed, Loes’?
Joep vond, en vindt, Loes ontzettend interessant. Hij wil heel graag bij haar komen en aan haar gezicht ruiken, wat hij ook bij zijn vriend Spikkel doet. Dan miauwt hij even en rauzen ze daarna samen door de tuin. Of liggen ze op de tuinbank. Of verdwijnen ze naar zolder, waarbij wij het inmiddels opgegeven hebben dat te proberen te voorkomen.
Maar ja, Loes… is in tegenstelling tot Joep nergens bang van. Behalve van Joep. Zodra ze hem ziet, wordt ze heeeeeel voorzichtig en kruipt ze weg. Wel zo dat ze hem in de gaten kan houden. Maar verdekt opgesteld. En als Joep echt te dichtbij komt, schiet ze ervandoor. Naar haar Joepvrije-zone, bovenop de kast. Daar mag Joep niet komen.
Joep is in de buurt, ik weet het zéker.
Maar we houden stug vol. Ze is al gestopt met grommen naar Joep, blaast ook (bijna) niet meer naar hem en Joep blijft nog steeds even nieuwsgierig toenadering zoeken. Een van de eerste dagen konden ze samen op de bank, dat komt vast wel weer terug.
Tot die tijd vermaken we ons prima met de capriolen die ze uithaalt (Loes is een enorme speelpoes) en de houdingen waarin ze kan slapen.
*Ginny: de kitten die mijn broer en schoonzus uit het asiel haalden.
Ik bedacht op een donderdagavond dat ik op mijn vrije vrijdag niet ging werken, maar eindelijk eens ging werken aan mijn voornemen vaker naar een museum te gaan.
Meneer moest naar Amsterdam en zou rond twaalf uur de trein nemen. Samen reizen leek me gezellig, en ik wilde wel weer eens naar het Gemeentemuseum in Den Haag. Als we samen met de trein gingen, zou ik daar om half drie zijn. Dat leek me prima, dus ik reserveerde mij een kaartje. Zonder tijdslot overigens, gewoon de hele dag geldig.
Ik was er trouwens al zó lang niet meer geweest dat ik niet eens wist dat het Gemeentemuseum in Den Haag tegenwoordig Kunstmuseum heet. Maar goed, ik ging dus weer eens naar een museum!
Omdat vriendin Jacqueline tegenwoordig de helft van de week in Den Haag woont vanwege haar werk als kamerlid, appte ik haar dat ik in Den Haag zou zijn. En jawel, zij was er ook én ze had tijd voor een bak koffie. Zelfs voor lunch, bleek, dus uiteindelijk ging ik toch niet met Meneer met de trein, maar al veel eerder.
Zo’n aanbod kun je immers niet afslaan.
Na een heel gezellige en lekkere lunch, wandelde ik naar de tram, en was ik uiteindelijk toch rond half drie in het museum.
Maar wel een selfie met een kamerlid rijker! 😜
In het museum wilde ik vooral graag de tentoonstelling Cloisonné – Marie Kuyken zien. En die was inderdaad heel mooi!
Schitterende ontwerpen, zeer gedetailleerd uitgevoerd. Héél dunne koperen strips die in hout werden geslagen, waarna de ruimtes werden opgevuld met een mengsel van gips en gelatine. Vervolgens werd de afbeelding ingekleurd met waterverf.
Een andere tentoonstelling die me erg aansprak was de overzichtstentoonstelling van werk van Walter Swennen. Ik kende zijn werk niet (bewust), maar het sprak me erg aan.
Ik liep ook nog door Het wonder van Delfts Blauw (altijd mooi) en Het gedroomde museum, over het ontwerp en de realisatie van het gebouw van het museum. Ook heel erg de moeite waard, maar voor mij niet te fotograferen.
Na nog een kopje koffie waagde ik mij de regen in naar de tramhalte (da’s gelukkig maar een klein stukje).
Vervolgens terug in de trein, met nog wat lekkers voor onderweg dat ik van Jacq meekreeg. En een boek, natuurlijk.
En een verrassende ontmoeting:
Marijn zat ook in de trein.
Heerlijk, zo’n (mid)dagje museum! Ik ben mijn volgende bezoekje al aan het plannen.
En voor degenen die mij volgen op Instagram: ik was dus bij Jacqueline, ze stond op 25 op de vvd-lijst en heeft een badeendjesverzameling.
We waren dit weekend bij Mr. en Mrs. Roodrunner (tegenwoordig zonder Roodrunner, maar dat terzijde) in hun geweldig mooi opgeknapte huis in Merelbeke.
Ze wonen er nu ruim een jaar en zijn al toe aan de laatste kleine dingetjes. En de tuin wordt momenteel grondig aangepakt, wat met dit herfstweer een grote modderpoel betekent.
Wij wonen inmiddels zestien jaar in ons huis, en er zijn dingen die nog steeds niet af zijn. Of niet helemaal naar wens. Of ‘voorlopig’ opgelost.
Geïnspireerd door de aanpak over de grens, reden we op de terugweg langs de bouwmarkt en zette ik vanmiddag nog de kelderdeur (opnieuw) in de grondverf.
Dat deed ik al eens eerder, maar toen was het resultaat niet naar mijn zin. Vervolgens bleef het zoals het was. Tot vanmiddag dan. Want nu is er nieuwe grondverf, en ben ik best tevreden.
In de tussentijd hing Meneer K:)dootje een nieuwe lamp op de overloop op. Daar hing een lamp die zijn beste tijd gehad had en daar ook ‘voorlopig’ terecht gekomen was, ooit. En nu liepen we in de bouwmarkt plotseling tegen een leuke nieuwe lamp aan. Zomaar per ongeluk een klusje van de lijst. Op een regenachtige zondagmiddag.
En misschien lukt het ook wel om, als de kelderdeur klaar is, de deur van de kast in de keuken te schilderen. Die heeft sinds wij hier wonen nog geen kwast van dichtbij gezien en is nog steeds detonerend grijs…
Sinds mijn thee-abonnement bij Mevrouw Cha heb ik thee drinken herontdekt.
Thee kun je uiteraard altijd en overal drinken en uit elk hittebestendig drinkgerei. Maar met een ‘echte’ theepot en een fijn kopje wordt de thee nog lekkerder.
Voor de dagelijkse ontbijtthee gebruiken we de theepot van het servies. Met een theelichtje. Uit diezelfde theepot kun je ook prima andere thee drinken. En toch is dat anders.
Ik had al eens met een schuin oog naar een nieuwe theepot gekeken. Maar vond nog niks naar mijn zin.
Toen ik een nieuwe waterkoker bestelde, viel mijn oog echter op deze theepot. Mooie vorm, van gietijzer en met een filter voor losse thee.
Dus nu drink ik thee op stand. En lekker dat die is!
‘A je j’neigen nie kietelt, dan lach je nooit*!’ was een uitspraak die mijn vader nogal eens deed.
We namen het gisteren ter harte en togen naar Yerseke voor mijn (decadente) lievelingseten: Oosterscheldekreeft. Een seizoensproduct waarvan het seizoen keurig samenvalt met de betaling van vakantiegeld door werkgevers, zodat je daarvoor meteen een mooie bestemming hebt.
Al een aantal jaar is Brasserie ‘t Kaaigat onze favoriet om kreeft te gaan eten. Heerlijk klaargemaakt en gastvrije bediening, we komen er graag. (Ook handig: gelegen naast de jachthaven. Al waren we gisteren met de auto…)
Ik bedoel: ondanks mijn beperkte kwaliteiten als voedselfotograaf is er toch weinig mooiers te bedenken dan zo’n bord? Kreeft, huisgemaakte mayonaise en zeekraal. Meer moet dat niet zijn, zeggen onze wijze Zuiderburen.
Nou, vooruit, een glas wijn. Dat hoort er ook bij. We dronken de kreeftenwijn 2021 van ‘t Kaaigat en staan volledig achter hun keuze voor deze Somdinou.
Ik maakte geen foto van het slagveld aan lege schalen na afloop, maar jullie kunnen van me aannemen dat in elk geval uit mijn deel van de schalen geen vezeltje kreeftenvlees meer te peuteren was. Jongens, wat houd ik hier toch van.
Toetje.Koffie.
Ogen dicht en pinnen.
O, en daarna met een gelukzalige glimlach in bed liggen.
*graag de Zeeuwse (Bevelandse) tongval zelf erbij denken.
We waren dat hele gedoe van de koudste Pinksteren in 70 jaar beu en deden net alsof van niet.
We openden gisteren met Lies en Yep op de volkstuin het tuinbarbecueseizoen. We vierden twee vaccinaties en één afspraak ervoor. We inaugureerden de kerstbarbecue van Meneer K:)dootje (ik vergat een foto).
We haastten ons naar binnen in het tuinhuis om zompig stokbrood te voorkomen. We genoten van Libanese bloemkool en Thools schaap. We staken alle kaarsjes aan die we konden vinden.
En we prezen ons gelukkig met de kachel die de heren deze winter installeerden.
Al een tijdje overigens, maar dat terzijde. Met de mondkapjesplicht is kennelijk ook de mondkapjeswegwerpplicht ingevoerd, al heb ik die regel even gemist, geloof ik.
Hoe dan ook: behalve het reguliere zwerfafval, wat volgens mij ook asiel verdient, liggen tegenwoordig overal mondkapjes. Ik vind dat vervelend.
Een tijdje liep ik erlangs. Waar ik andere afvaldingen nog wel eens opraap en meeneem naar de dichtsbijzijnde vuilnisbak, vind ik dat bij mondkapjes toch geen fijn idee. Met blote handen.
Dit weekend stopte ik met me ergeren en kocht ik een afvalgrijper. Opvouwbaar, dus makkelijk mee te nemen.
Daarnet wandelde ik naar de supermarkt, en op de terugweg greep ik afval.
Zakje vol.
Ik ga het niet voor jullie uitsorteren, maar het meest bijzondere wat ik tegenkwam was een afwaskwast (ik zou die missen, denk ik). Qua aantal het grootste aandeel: sigarettenpeuken. En uiteraard moest ik vandaag enorm mijn best doen om er toch nog een te vinden, maar het is gelukt: in de zak zit ook een mondkapje.
Als je wilt weten wat ik verder geraapt heb: wandel een halfuur en kijk welk afval er op straat ligt. Ik denk dat dat een goed beeld geeft.
O, ik raapte ook een flink aantal vriendelijke glimlachen en een leuk gesprekje. Als bonus.